Muzikale reis naar Hongarije

In 1996 gingen een aantal T&B-ers op muzikale reis naar Hongarije. Djembéspeler Rik van Boeckel schreef een persoonlijk verslag.

Hallo Wien

Het publiek vormt zich, kinderen nemen hun positie in. Met vrolijke ogen kijken ze naar ons, het straatorkest uit Amsterdam. Naast mij collega-djembéspeler Herman, wij staan tussen alle blazers in: saxofoons, klarinetten, trompet, trombone, tuba, dwarsfluit. De volwassenen lijken even kind te worden. In Hernadvecse, in Povoa de Midoes, in Boedapest, in Amsterdam, in Wenen. Ik kijk naar de mensen en denk: wat een wereld van verschil. Geen zigeuner te zien, geen armoedige huizen of bleke kerktorens maar een modern Midden-Europees stadscentrum vol terrassen die uitzicht geven op de majestueuze Dom van Wenen. Mozart look-a-likes lopen rond om voorbijgangers binnen te lokken.

Voordat wij een noot hebben gespeeld, vormt zich al een grote kring om ons heen. In Hernadvecse was het al niet anders, maar daar bevonden we ons in de Derde Wereld van Oost-Europa. Nu zijn we terug in wat men de beschaafde wereld noemt. Inwoners van Wenen, toeristen uit Italië en Zuid-Korea luisteren vol aandacht naar ons. Videocamera’s en dure fotolenzen zijn gericht op het beeld van een groep vrolijke straatmuzikanten uit Nederland. In de stad van Mozart laten zij hun vrolijke Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse deuntjes weerklinken. Hun ogen vermoeid na een reis die hen van Amsterdam naar Boedapest bracht, naar zigeunerdorpen in noordoost-Hongarije, naar Wenen.

Ik spreek de mensen toe: ‘Hallo Wien. Wir sind Toeters und Bellen aus Amsterdam’. Mijn medemuzikanten lachen omdat ik me niet gerealiseerd heb dat ‘bellen’ in het Duits blaffen betekent. ‘Tuters und Klingen’ was beter geweest zoals we in Hongarije ‘Dudak es Csengok’ heetten. We hebben de T-shirts met die naam erop niet aan. Want dit is slechts een tussendoortje. Spelen op straat in Wenen is altijd aangenamer dan vier uur wachten op een station.

Op de heenreis hadden we op die manier de tijd gedood door te spelen aan de voorkant van het station van Boedapest. Voor Libische taxichauffeurs, een enkele Japanse toerist en een oude zigeunerviolist. En natuurlijk was het een goede oefening voor de optredens die ons wachtten in de Cseherat. In dat gebied hadden zich 100 jaar terug rondtrekkende zigeuners gevestigd die net als toen onder erbarmelijke omstandigheden leefden.

Herinnering aan Hernadvecse

Ik kijk weer richting  publiek terwijl Jelle, saxofonist en muzikaal leider, het intro inzet van Ali aan de Donau, een compositie die in Amsterdam Ali aan de Amstel heet en in het dorpje Hernadvecse Ali aan de Hernad naar een riviertje in de buurt. Ergens in Servië begint zij als zijrivier van de Donau.

Hetzelfde intro zette Jelle enige dagen eerder in voor de kroeg van Hernadvecse, maar toen voor een honderdtal nieuwsgierige zigeuners. Ik kijk naar de netjes geklede kinderen tussen het Weense publiek en vergelijk ze onwillekeurig met de vaak in lompen gehulde zigeunerkinderen. Het Weense publiek blijft keurig op afstand terwijl de zigeuners steeds dichterbij kwamen. Ik zag een ouder echtpaar dat danste alsof salsamuziek nooit aan hun oren voorbij was gegaan. Kinderen smeekten om de Lambada. Helaas voor hen speelden we alleen eigen repertoire.

Toch hebben Herman en ik een keer op onze djembe’s het ritme van de Lambada nagespeeld. We zongen, niet ondersteund door blazers, violen of gitaren, de melodie van het lied. De kinderen zongen enthousiast mee. In onze voor hen totaal onbekende muziek herkenden zij iets. Zoals ik in de Hongaarse zigeunermuziek iets herkende van de manier waarop Spaanse flamencogitaristen zingen. Later speelden Herman en ik het nog ’n keer met Jelle en twee zigeunerjongen die op keyboard en gitaar speelden. 

Afkeer

Jelle kijkt me aan. Het is het teken om het Afrikaanse ritme in te zetten dat ik heb geleerd van Ali N’Diaye Rose, mijn Senegaleze djembéleraar. We speelden het voor het eerst tijdens een Soiré Senegalais in de Amsterdamse Melkweg. Ik zie de verbaasde blikken in de Max weer voor me. De kritische reacties van het Amsterdamse publiek staan in schril contrast met de verbaasde reacties van de zigeuners. Ze zijn positief verrast. Een groep die 1800 km reist om gratis voor hen te spelen, dat is niet niks. Aan zoveel positieve aandacht is men hier niet gewend.

De afkeer van de Hongaren jegens de zigeuners is groot en die haat slaat bij de laatsten regelmatig om in zelfhaat. ‘Sommigen hebben al hun zelfrespect verloren’ hoor ik Paul van de Stichting Steunfonds Hongaarse Zigeuners nog zeggen. ‘Als je steeds vernederd wordt, ga je vanzelf denken dat je niks waard bent’. De oude communist die nu via deze stichting de zigeuners vooral moreel een hart onder de riem probeert te steken, sloeg de spijker op zijn kop. Vandaar de vervuilde mensen. De werkloosheid en de armoede maakten het er niet beter op. Geen douches, ook niet voor ons. Slechts een bakje water zodat we onze tanden konden poetsen.

De zigeunerfamilies waar we waren ondergebracht, hadden het iets beter. Geen huis dat van ellende uit elkaar viel. Maar zij hadden van de stichting geld gekregen om hun huis op te knappen. De zwarte weduwe en haar zoon Istvan hadden ook bedden gekregen. Zodat wij goed zouden slapen. En zij ook, als wij weer weg zouden zijn. 

Hallo Polizei, hallo boze burgemeester

Ik kijk naar de Dom van Wenen en zie tegelijk de kerktoren van Hernadvecse voor me. Onderwijl stroomt steeds meer publiek toe. Ali aan de Donau galmt over het plein. Geen zigeunerin die ons van de instrumenten wegtrekt om te dansen. Het Weense publiek danst niet. Het kijkt en luistert. Zoals men dat gewend is. In concertzalen en operagebouwen wordt met bewondering gekeken en geluisterd. Maar een concert op straat is hier niet de gewoonte. Het mag ook niet, blijkt later. Midden in een volgend nummer maakt de politie een einde aan ons optreden. We hebben een vergunning nodig. En trommels worden al helemaal niet getolereerd. Zal Amsterdam net zo worden als Wenen ? We zijn al eens weggestuurd uit het Vondelpark. ‘Hallo Polizei’ wil ik nog  roepen maar het gejoel waar het publiek de twee dienders op trakteerde vind ik wel voldoende.

In de Cseherat werden we eveneens weggestuurd door een boze Hongaarse burgemeester. De dag na onze aankomst gingen we gezeten in de achterbak van een kleine vrachtwagen een tiental zigeunerdorpen langs. Al rijdend en hobbelend oefenden we boven op elkaar gepropt de zigeunerhymne of zongen we de Lambada op het schuddende ritme van kleine percussie-eitjes of kletterende lepels, bespeeld door vier stevige zigeunerslagwerkers die ons tijdens onze tocht begeleidden.

In het dorpje Csenyéte wachtten de  zigeuners op de uitbetaling  van hun uitkering, hun enige bron van inkomsten. ‘Wellicht kan jullie optreden het wachten enigszins veraangenamen’ merkte Paul niet ten onrechte op. De burgemeester verstoorde met zijn boosheid het gezamenlijk plezier. Zijn gezicht werd met elke woord dat hij uitschreeuwde roder en roder. Wij ondermijnden zijn gezag. Met overslaande stem riep hij iets als ‘Cirkoes’ en dat was niet echt positief bedoeld.

Eerst brood en werk, en dan pas spelen’, schijnt hij te hebben geroepen. ‘De heuvel over’. Paul riep tamelijk verontwaardigd naar hem: ‘Voor brood en werk zorg je ook al niet’. De zigeuners wilden ons echter graag horen. Sommigen gingen er speciaal voor zitten Helaas voor hen waren we gedwongen al musicerend het dorp uit te wandelen. Achter ons hoorden we het opstandig gejoel van de zigeuners. Vanaf de heuvel zag het dorp er zo lieflijk uit. Het zou Oostenrijk kunnen zijn.

Even had ik het gevoel dat dit tafereel onderdeel was van een film, van een filmisch drama. Ik vond het jammer dat er een geen cameraploeg van de VPRO aanwezig was. Of van de Hongaarse TV. De laatsten waren wel aanwezig tijdens ons aankomstoptreden dat plaatsvond na een treinreis van 24 uur. Zoals de BRT-radio present was bij de muzikale inhuldiging van het opgeknapte dak van het huis van een diep ontroerd ouder zigeuner­echtpaar.

Waar het asfalt ophoudt wonen de zigeuners

Al spelende werden we zo geconfronteerd met armoede en verval. Totaal vervuilde mensen – zowel ouderen als kinderen – kwamen ons tegemoet. Ik realiseerde me dat onze vrolijke deuntjes nogal contrasteerden met de mensonterende omstandigheden waaronder deze zigeuners moeten leven. Met het vrachtautootje reden we regelmatig de zanderige straten van zigeunerwijken van dorpen of stadjes op. Namen als Encs, Novojidrazy, Szemese, Hernadpetri of Vizsoj schoten voorbij. Soms reed het vrachtautootje met ons achterin te snel over de hobbelige heuvels en dreigde hij om te vallen. Herman en ik keken elkaar dan even aan en vervolgens riep een van ons in ons beste Duits ‘langzaam’.

Met veel toeters en bellen gingen we zo heuvel op, heuvel af, dorpje in, dorpje uit. Soms stapten we uit als de weg te heuvelachtig en hobbelig werd. Ik zag ons al kapseizen en met gekneusde ribben thuiskomen. De zigeuners zagen onze naam in de taal der Magyaren: Dudak es Csengok. Overal weerklonk het ‘kezunem’, klapten ritmisch de handen. Echo’s van vrolijke noten galmden de dalen in. Ik keek naar de huizen van Csenyéte. Langzaam verdwenen ze achter glooiende heuvels. Zo ongerept en onbedorven zag dit landschap eruit. Daar tussen die heuvels wonen echter mensen die niet als mensen worden beschouwd.

‘Waar het asfalt ophoudt wonen de zigeuners’ merkte Paul ’n keer op. Voorbij dat asfalt danste de in lompen gehulde herder op onze muziek. Zijn zweep hield hij steeds bij zich. Soms zwaaide hij er wild mee in het rond. De zwarte weduwe en haar familie woonden echter wel aan het asfalt. Herman en ik woonden tijdelijk bij haar in. We moesten ons het ongemak van een stinkende poepdoos en een simpele wasbak laten welgevallen maar erg vonden we dat niet. Na twee dagen niet douchen voelden we ons iets meer één met de zigeuners.

In het huis van de zwarte weduwe en haar zoon Istvan wemelde het van de religieuze afbeeldingen. Jezus was alom aanwezig. Praten erover ging niet. Ons Hongaars ging niet verder dan dankjewel: ‘kezunem’. Mimisch gaven Herman en ik aan dat we vroeg op wilden staan. In bed dacht ik aan de woorden van Paul toen we weggingen uit Csenyéte:  ‘Als het hier oorlog wordt,  dan is het tussen de zigeuners onderling’.

Het festival van Hernadvecse

Een dag na de tocht door de dorpen speelden we op het zigeunerfestival van Hernadvecse. Samen met zigeunermusici uit de regio vertolkten we een zigeunerhymne. Die combinatie was goed bedoeld maar enigszins geforceerd. Er was niet samen geoefend. Dat betekende goed luisteren en enigszins improviseren. We speelden aan het begin van het festival. Na ons volgden groepen uit Hongarije, Slowakije en de Oekraïne. Wat we zagen en hoorden waren groepen die qua muziek weinig variatie toonden. Er was niet echt een groep die er bovenuit sprong. Wel hoorde ik een aantal hele goede violisten. Maar de dronken contrabassist met zijn van drank doortrokken Adamo-gezicht c.q. pokerface oogde eerder komisch. Samen met de violisten vormde hij een mooi plaatje, een bijzonder tafereel.

Op het podium zaten de jeugdige musici dicht op elkaar. In hun dagelijkse kledij. Geen folkloristische taferelen. Het zag er knus uit net als bij de overige zigeuners. In het publiek, wilde ik schrijven, maar de enige niet-zigeuners in het publiek waren wij en de mensen van de Stichting Hongaarse Zigeuners.

Er werd vrolijk gedanst, ook door de kleintjes. Heel puur zoals ik het in Afrika heb gezien. Met de handen op de knieën en voeten tikkend. Zo’n tenger klein omaatje zonder tanden danste even lenig als haar 12-jarige kleinzoon. Donkerharig met diepbruine ogen en een donkere teint zoals Hindoestaanse Surinamers in Nederland.

De oorsprong van de zigeuners ligt ergens in het huidige India. Vanuit een ooghoek zag ik een donkerblonde zigeunermoeder met haar kroost. Als je alleen haar achterhoofd zou zien, zou ze net zo goed een Nederlandse kunnen zijn net als haar blonde dochtertje.

Zigeuners nemen mensen die uit de gewone maatschappij worden verstoten gewoon in hun gemeenschap op. Aangezien er in Hongarije heel wat blonde types rondlopen heeft het Hongaars-Oostenrijks bloed zich tevens met dat van de zigeuners vermengd. Het deed me terugdenken aan het moment dat ik Herman vlakbij het podium zag dansen, omringd en ingesloten door zes al oudere zigeunervrouwen. Na het dansen probeerden ze Herman te koppelen aan een lelijke vrouw van middelbare leeftijd. Verlegen lachend liep hij weg. Wij letten even later eerder op een aantal mooie jonge zigeunerinnen, de een blond, de ander met zwart haar.

Wanneer wij speelden, werd er gedanst. Het samenspelen met de zigeuners had iets merkwaardigs. Het was een vreemde combinatie: Westerse blaasinstrumenten en West-Afrikaanse djembé’s met Hongaarse violen, gitaren en zigeunerslagwerk, bestaande uit lepels en gekleurde melkkannen.

In de muziek is echter veel mogelijk. Goed luisterend kunnen wij de zigeunermelodieën en ritmes redelijk meespelen. Muziek verenigt. Al is het alleen maar om de zigeuners en onszelf te laten horen dat zoiets kan. Dat het ons muzikale spectrum verbreedt en hun isolement kortstondig verbreekt. Na ons vertrek zal de situatie echter niet veranderen. Die illusie hoeven we niet te koesteren. Het enige dat we kunnen doen is helpen. Veranderen kunnen we hun situatie niet. Een vrolijke noot kan een steentje bijdragen aan een positievere kijk van deze zigeuners op hun toekomst. Al is dat wellicht de hoopvolle visie van een naïeve idealist.

Na ons laatste optreden bij de brug aan de ingang van het festivalterrein dacht ik even terug aan de man die mijn djembé wilde kopen. ‘Niet te koop’ was mijn antwoord. En aan de kinderen die niet van de trommels konden afblijven en een vrolijke noot mochten blazen op tuba en trompet. Kleine Eva zat naast ons in haar mooie jurkje dat nogal vrolijk afstak tegen de lompen van andere kinderen. Een lachende getatoeëerde jongen met een kaal hoofd stond iets verderop te kijken naar het werk van een smid. Een skinheadzigeu­ner ?

Verguisd

Van discriminatie merkten we weinig omdat we tussen de zigeuners verkeerden. Behalve misschien in het aanhouden van de vrachtauto door de politie. Maar dat kon ook aan de oude volgepropte wagen liggen. De discriminatie voelde je eerder indirect. Soms dacht ik aan de blik in hun ogen te zien dat ze zich niet gewaardeerd voelen door hun Hongaarse medeburgers.

Wij zijn daarvan op de hoogte omdat we erover gelezen hebben. En het is natuurlijk algemeen bekend dat zigeuners met de nek worden aangekeken vanwege hun nomadische bestaan. Maar in Hongarije trekken ze al ruim een eeuw helemaal niet rond. Eens verguisd lijkt zo altijd verguisd.

Er zijn zigeuners die er in de eigen gemeenschap uit liggen. Die zijn zo diep gezonken dat zigeuners die het beter hebben niet met hen om willen gaan. Dat was bv. het geval met het oudere echtpaar bij wie het dak was gerepareerd. Door hen daarin financieel te ondersteunen probeerde de Stichting Hongaarse Zigeuners hen ook moreel een hart onder de riem te steken. De oude zigeuner met het nieuwe dak stak ’s avonds in de kroeg dankbaar zijn hand uit. Het dreigde iets te klef te worden toen hij ons probeerde te zoenen.

Terug naar Wenen en wals

In Wenen vraagt niemand om de Lambada. Een jonge Zuid-Koreaanse toerist is geïnteresseerd in het geluid van mijn djembé. Een kleine Italiaanse macho wil het ook even proberen net als de in lederhosen gestoken Munchi. Met zijn fiets reed hij dwars door de naar de politie joelende menigte heen. Een klein mannetje dat zegt gitaar en slagwerk te spelen. Een komisch type met zijn herderspetje op. Hij heeft echter niets van de wilde zigeuner die met omgekeerde handen op Herman’s djembé speelde in Hernadvecse. Hij weet een plek aan de Donau waar we kunnen spelen.

Ik kijk naar de omstanders die discussiëren met de politie. Tien minuten later is iedereen verdwenen inclusief Munchi. In de trein Wenen-Amsterdam luister ik naar de opnames die zijn gemaakt met een professionele walkman. We klinken soms als een swingend primitief orkest uit een Afrikaans dorp. Muziek opgenomen in een houten schuur met eenvoudige apparatuur. Etnische muziek in een vreemde omgeving.

Ik herinner me de laatste momenten van het festival. Ik zie de violisten voor me die samen met de contrabassist met het Adamo-gezicht zigeunerwalsen speelden. Samen met zigeuners en zigeunerinnen dansten wij een ongepolijste  wals. Ooit hadden wij een wals op het repertoire staan, de African Waltz, en nummer van Cannonball Adderley, zo’n oude Amerikaanse jazzgigant. Voor de zigeuners en het Weense publiek hebben we het niet gespeeld. De Weense wals lieten we aan de violisten en de contrabassist. Die gaven er een onstuimig en hartstochte­lijk karakter aan.

Terug in Nederland zie ik een film over de muziek van zigeuners op de televisie. Een muzikale reis langs de vele landen waar ze hun tenten en woonwagens hebben neergezet. India, Turkije, Egypte, Roemenië, Hongarije, Slowakije, Frankrijk en Spanje. Een beeld uit het Hongaarse deel van deze film blijft me bij. Een meisje in de trein zingt een lied. Ik herken de melodie meteen. Het is de hymne die wij samen met de zigeuners hebben gespeeld. Door de ondertiteling begrijp ik pas wat de tekst betekent: ‘Wij zijn vervloekt, wij zwerven rond en niemand wil ons hebben.’

Rik van Boeckel 1996

Onze inspirerende speellocaties

English translation
Traduction Français

 

Zaterdag 16 september 2017

Zonneplein
Het Zonneplein is het hart van Tuindorp Oostzaan. De gemeente Amsterdam bouwde tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog tuindorpen om een tegenwicht te bieden aan de verpauperde volksbuurten in de binnenstad. Tuindorp Oostzaan is gebouwd in de Amsterdamse School-stijl. Kenmerken van die architectuur zijn uitbundige baksteenreliëfs, natuurstenen versieringen in de gevels en ramen met kleine vlakverdeling. In 1960 stond deze wijk na een dijkdoorbraak bijna twee meter onder water.
De winkels rondom het Zonneplein kampten de afgelopen jaren met leegstand. Betrokken ondernemers proberen weer nieuw leven in de buurt te brengen. Zij organiseren regelmatig de Amsterdam Village Market, waarbij straatmuziek nooit ontbreekt.

Amsterdam Museum
Het Amsterdam Museum ligt tussen de Kalverstraat en de Nieuwezijds Voorburgwal. De geschiedenis van deze plek gaat terug tot de middeleeuwen, toen hier het Sint-Luciënklooster gevestigd was: een vrouwenklooster met een eigen bierbrouwerij en veestapel. De stal stond ongeveer op de plek waar nu het museumcafé is.
Van 1578 tot 1960 was hier het Burgerweeshuis. Honderden wezen kregen hier onderdak en een opleiding. Op de jongensbinnenplaats zijn nog de kastjes te zien waarin de wezen hun spullen bewaarden. Op de meisjesbinnenplaats zijn vaak concerten; op 16 september van straatorkesten.

Frederiksplein
Hier stond in de 19e eeuw het Paleis voor Volksvlijt: een groot glazen tentoonstellingsgebouw, vergelijkbaar met het Crystal Palace in Londen. Het paleis werd in 1929 door brand verwoest. De galerij bleef nog een tijd staan en was onder meer oefenterrein van Circus Elleboog, een Amsterdams jeugdcircus. De galerij werd in 1960 gesloopt toen hier het hoofdkantoor van de Nederlandsche Bank werd gebouwd. Het gebouw werd in 1991 uitgebreid met de ronde toren. De gebouwen kregen toen de bijnamen luciferdoosje en aansteker. Op het plein stond vroeger ook een muziekkoepel. Een stichting organiseert weer concerten in muziekkoepels, ook op plekken waar ze nu niet meer staan. Toeters & Bellen speelde hier al een paar keer.

Noorderlicht
Café Noorderlicht bevindt zich op het NDSM-terrein, een voormalige scheepswerf. Hier werden tussen 1915 en 1984 zeeschepen gebouwd. Na het faillissement werden de leegstaande gebouwen gekraakt. Het werd een van de grootste Amsterdamse broedplaatsen met betaalbare woon- en werkruimten voor kunstenaars, ambachtslieden en ondersteunende bedrijfjes. Op dit terrein is elk jaar in juni het Over het IJ Festival, met veel locatietheater. Café Noorderlicht is duurzaam gebouwd in een hergebruikte halfronde loods en geïsoleerd met strobalen.

Tolhuistuin
Op deze plek lag de tuin van een tolhuis: hier moest je tol betalen om vanaf Amsterdam over de trekvaart verder te varen naar het noorden. De tuin groeide in de 19e eeuw uit tot een lusthof: een plek waar rijke Amsterdammers genoten van de frisse lucht en waar regelmatig concerten waren. Het huidige gebouw uit de jaren 60 was het bedrijfsrestaurant van het Shell Laboratorium. De zaal wordt geëxploiteerd door Paradiso, de beroemde muziektempel (in een voormalige kerk) bij het Leidseplein. Vanwege de ligging heet deze zaal Paradiso Noord. Hier is het feest van T&B Jubilee.

Zondag 17 september 2017

’t Blaauwhooft – Hendrik Jonkerplein
Café ’t Blaauwhooft ligt op het Bickerseiland: een kunstmatig aangelegd eiland uit de 17e eeuw. Het eiland werd vernoemd naar de rijke koopmansfamilie Bicker. Op de eilanden waren pakhuizen, kleine scheepswerven en bedrijven gelieerd aan de scheepvaart. Aan de achterkant van het eiland loopt het treinspoor, met ‘onder de bogen’ kleine bedrijfsruimtes. Het Hendrik Jonkerplein is vernoemd naar het familiebedrijf Jonker dat hier een werktuigenfabriek had. De naam ’t Blaauwhooft verwijst naar het bolwerk van de stadsmuren dat hier lag.

Daan & Daan – Kattenburgerplein
Het kunstmatige eiland Kattenburg stamt uit de tweede helft van de 17e eeuw. In het voormalige Zeemagazijn is nu het Scheepvaarmuseum gevestigd. De bewoners van Kattenburg werkten vooral in de scheepsbouw. Zij kregen als bijnaam de Bijltjes, een veelgebruikt gereedschap bij de bouw van houten schepen. Kattenburg was flink vervallen na de Tweede Wereldoorlog. In de jaren 60 werd het gerenoveerd. De gevels aan het Kattenburgerplein zijn blijven staan, daarachter zijn nieuwe woningen gebouwd.

De Waterkant
Het Surinaamse café De Waterkant bevindt zich onderin een parkeergarage. De parkeergarage van architect Piet Zandstra werd gebouwd in de jaren 60. De meningen verschillen, de een vindt het spuuglelijk, de ander juist mooie architectuur. Bijnaam voor het pand werd al snel ‘de billen van Zandstra’. De Amerikaanse kunstenaar Spencer Tunick fotografeerde in 2007 ruim 2000 blote mensen in deze parkeergarage.

Kanis & Meiland
Café Kanis & Meiland bevindt zich op het KNSM-eiland. De KNSM (Koninklijke Nederlandse Stoomboot-Maatschappij vervoerde tussen 1856 en 1981 vracht en passagiers van Amsterdam naar onder andere Amerika en Indonesië. Nadat in 1977 de KNSM vertrok, werd het eiland bewoond door krakers, kunstenaars en stadsnomaden. Vanaf de jaren 90 kwam hier nieuwbouw die zeer in trek is bij moderne stadsbewoners.

Tekst: Christine van Eerd

Nos lieux de concert inspirants

Samedi 16 septembre 2017

Zonneplein
La Zonneplein (place solaire) est le cœur de la cité-jardin Oostzaan. Dans l’entre-deux-guerres, la ville d’Amsterdam a construit des cités-jardins pour freiner la paupérisation des quartiers populaires du centre-ville. La cité-jardin Oostzaan est bâtie dans le style de l’École d’Amsterdam. Les reliefs, produits de la découpe exubérante de la brique, les sculptures qui décorent la pierre des façades et les fenêtres dont la surface est divisée en petits carreaux sont les spécificités de ce style architectural. En 1960, suite à une rupture de digue, ce quartier a été inondé, disparaissant jusqu’à deux mètres sous les eaux.
Ces dernières années, les magasins autour de la Zonneplein ne trouvaient pas de repreneurs. Des entrepreneurs qui se sentent concernés essayent à présent d’insuffler une nouvelle vie au quartier. Ils organisent régulièrement des marchés de village (Amsterdam Village Market) au cours desquels la musique de rue est toujours présente.

Amsterdam Museum
L’Amsterdam Museum se trouve entre la Kalverstraat et le Nieuwezijds Voorburgwal. L’histoire de cet endroit de la ville remonte au moyen âge, le cloître Saint Lucien s’y trouvait alors, un cloître de femmes qui avait sa propre brasserie et son cheptel. L’étable se trouvait à peu près à l’emplacement actuel du café du musée. Puis, de 1578 à 1960, cela devint un orphelinat où des centaines d’enfants ont trouvé un toit et reçu une formation. Dans ce qui était la cour intérieure des garçons on voit encore les casiers dans lesquels ils conservaient leurs affaires ; dans la cour des filles des concerts ont lieu régulièrement. Le 16 septembre celui des orchestres de rue.

Frederiksplein
C’est ici qu’au dix-neuvième siècle se trouvait le Paleis voor Volksvlijt. C’était un vaste palais d’exposition en verre, comparable au Crystal Palace de Londres; il a été détruit par un incendie en 1929. La galerie qui a été conservée un certain temps a abrité le Circus Elleboog un lieu où la jeunesse amstellodamoise venait s’entraîner. En 1960, la galerie a été détruite et sur son emplacement se trouve aujourd’hui le siège de la Banque Centrale néerlandaise avec sa tour ronde ajoutée en 1991. Les deux bâtiments ont très vite été affublés du sobriquet ʺla boîte d’allumettes et le briquetʺ. Autrefois, il y avait un kiosque à musique sur la place et de nos jours, une association organise à nouveau des concerts sur les emplacements de ces kiosques aujourd’hui disparus. Toeters & Bellen y a joué plusieurs fois.

Noorderlicht
Le café Noorderlicht (la lumière polaire) se trouve sur le terrain-NDSM, un ancien chantier naval où, entre 1915 et 1984, on construisait des bateaux. Après leur mise en faillite, les bâtiments vides ont été squattés. C’est devenu l’une des plus grandes pépinières culturelles de la ville d’Amsterdam proposant des lieux de vie et de travail à des prix abordables pour les artistes, les artisans et les petites entreprises de sous-traitance. C’est sur ce terrain qu’a lieu chaque année au mois de juin le festival de théâtre Over het IJ qui présente de nombreux théâtres de rue. Le café Noorderlicht a été construit selon le principe du développement durable ; le dock arrondi a été réutilisé et est isolé avec de la paille.

Tolhuistuin
Ici se trouvait le jardin d’un bâtiment des douanes, il fallait y acquitter le droit de péage pour continuer à naviguer sur le canal de halage entre Amsterdam et le nord. A côté de la bâtisse il y avait un jardin d’agrément où, au XIXe siècle, les riches Amstellodamois venaient apprécier le bon air et où l’on donnait régulièrement des concerts. Le bâtiment actuel date de 1960, il a abrité le restaurant d’entreprise des laboratoires Shell. La salle de concert est exploitée par Paradiso, le fameux temple de la musique pop sur la Leidseplein qui est une église reconvertie. En raison de son emplacement, cette salle s’appelle le Paradiso Noord. C’est ici qu’a lieu la fête de jubilé du T&B.

Dimanche 17 septembre 2017

‘t Blaauwhooft – Hendrik Jonkerplein
Le café ‘t Blaauwhooft se trouve sur la Bickerseiland qui a été constituée artificiellement au XVIIe siècle. L’île porte le nom de la riche famille de marchands Bicker. On y trouvait des entrepôts, de petits chantiers navals et des entreprises liées à la navigation. Au bout de l’île le chemin de fer passe au-dessus d’arcades qui ont été aménagées de façon à installer des petites entreprises. La place Hendrik Jonker porte le nom de l’entreprise familiale qui y possédait une usine de machines. Le nom ‘t Blaauwhooft désigne le bastion qui s’y trouvait.

Daan & Daan – Kattenburgerplein
L’île artificielle de Kattenburg a été constituée par comblement dans la deuxième moitié du XVIIe siècle. L’ancien Entrepôt maritime abrite aujourd’hui le Musée maritime national (Scheepvaartmuseum). La plupart des habitants de Kattenburg travaillaient sur les chantiers navals. On les surnommait les ‘Bijltjes’ (petites haches) en raison d’un instrument très utilisé dans la construction des bateaux de bois. Kattenburg, qui était très endommagé à la fin de la Seconde Guerre mondiale, a été rénové dans les années soixante. Les appartements de la Place Kattenburg ont été reconstruits à neuf mais les anciennes façades ont été conservées.

De Waterkant
Le café surinamien ‘De Waterkant’ se trouve sous un parking, une construction de l’architecte Piet Zandstra datant des années soixante. Les avis sont partagés, certains le trouvent extrêmement laid, d’autres y voient la marque d’une belle architecture. Les Amstellodamois, qui ne sont pas avares de facéties, ont surnommé le bâtiment, ‘les fesses de Zandstra’. En 2007 l’artiste américain Spencer Tunick y a photographié plus de 2000 personnes nues.

Kanis & Meiland
Le café Kanis & Meiland se trouve sur l’île KNSM, la Koninklijke Nederlandse Stoomboot-Maatschappij, autrement dit la Société royale néerlandaise des bateaux à vapeur qui, de 1856 à 1981, a transporté personnes et marchandises, entre autres, vers l’Amérique et l’Indonésie. Lorsque la KNSM a quitté l’île en 1977, squatteurs, artistes et nomades urbains sont venus s’y installés. A partir des années quatre-vingt-dix, de nouveaux logements ont été construits très appréciés par ceux qui y résident aujourd’hui.

 

Traduction : Amazone Nativel  

 

Our inspiring concert venues

Saturday, september 16th, 2017

Zonneplein
The Zonneplein (Sun Square) is the heart of the garden village of Oostzaan. The city of Amsterdam built garden villages in the interbellum to counterpoise the impoverished neighbourhoods in the centre. Garden village Oostzaan was built in the style of the Amsterdam School. Buildings of the Amsterdam School are characterized by brick construction with complicated masonry with a rounded or organic appearance, relatively traditional massing, and the integration of an elaborate scheme of building elements inside and out: decorative masonry, art glass, wrought ironwork, spires or “ladder” windows (with horizontal bars), and integrated architectural sculpture. In 1960 the neighbourhood was submerged by almost two meters of water after a dike burst.
The shops surrounding the Zonneplein have struggled with vacancy for the past few years. The shop owners of the area are trying to revive the neighbourhood. A couple of times each year they organise the Amsterdam Village Market, never failing to invite street orchestras.

Amsterdam Museum
The Amsterdam Museum is situated between the Kalverstraat and the Nieuwezijds Voorburgwal. The history of this place goes back to the Middle Ages, when the Saint Lucien’s Monastery was located here: a women’s monastery with its own beer brewery and livestock. The Museum Café is situated in the former cow shed of the Monastery.
In 1578 the City Orphanage was built and it remained here until 1960. Hundreds of orphans received accommodation and education here. On the boys courtyard you can still see the cabinets in which the orphans kept their belongings. In the girls courtyard there are often concerts: on September 16 by street orchestras.

Frederiksplein
This is where, the Paleis voor Volksvlijt (The Palace of the People) was established in the 19th century: a large exhibition building, which mainly consisted of glass, inspired by the Crystal Palace in London. The palace was destroyed by fire in 1929. Only the gallery survived for a period, and it was used by Circus Elleboog, a children’s circus. The gallery was demolished in 1960, when the head office of De Nederlandsche Bank (the Bank of the Netherlands) was established here. The building was later expanded with the round tower. The buildings were given nicknames like matchbox and lighter. There used to be a bandstand on the square. A foundation organises concerts again in the Amsterdam bandstands, also in places where they no longer exist. Toeters & Bellen have played here a couple of times before.

Noorderlicht
Café Noorderlicht (Northern Lights) is situated on the NDSM-area, a former shipyard. Sea-vessels were built here between 1915 and 1984. After bankruptcy, the buildings were squatted in. They became an important artistic breeding ground, with affordable housing and workshops for artists, craftsmen and supporting companies. Each year this is the area where the festival ‘over het IJ’ (‘across the IJ’) is held, with lots of site-specific theatre. The IJ is the name of the river separating the centre of Amsterdam from the North of Amsterdam. Café Noorderlicht is built sustainable, in a re-used warehouse, isolated with straw bales.

Tolhuistuin
The tollhouse: a place where you had to pay a toll to leave Amsterdam heading North via the boat-canal. It had a garden, which grew out to be a garden of delights in the 19th century: a place where wealthy citizens enjoyed fresh air and concerts. The current building, dating from the 60’s, was the company restaurant of the Shell Laboratory. De hall is now exploited by Paradiso, a famous music temple (in a former church) close to the Leidseplein in the centre of Amsterdam. Referring to its location in Amsterdam, this northern concert hall is called Paradiso Noord (North). This is the venue for the T&B Jubilee party on Saturday!.

 Sunday, september 17th, 2017

’t Blaauwhooft – Hendrik Jonkerplein
Bar-restaurant ’t Blaauwhooft is located on Bickers Island, an artificial island originally from the 17th century. The island was named after the Bickers, a wealthy merchant family. The island knew a buzz of industrial activities with its warehouses, small shipyards and companies, related to maritime/shipping trades. At the city side of the island, under the arches of the railway bridge, small business spaces called ‘Onder de Bogen’ (under the arches) are situated. The Hendrik Jonker Square is named after the family Jonker, who owned a factory for mechanical tools. The name ‘t Blaauwhooft’ refers to the bastion of city walls in this area.

Daan & Daan

The artificial island Kattenburg was filled in the second half of the 17th century. The main building, the land store of the Amsterdam Admiralty, now accommodates the National Maritime Museum. In the early days of Kattenburg, most of its inhabitants worked in the shipbuilding industry. They were called ‘little Axes’, referring to the main tool used for constructing wooden ships. Kattenburg was rather downgraded after the second World War. In the sixties, the area was completely renovated. For this purpose, the original house fronts were refurbished and new buildings were created behind.

De Waterkant
The Surinam bar-restaurant De Waterkant is located at the ground level of a characteristic multi-storey car park at the Marnixstreet. This car park was designed in the late sixties, by the architect Piet Zandstra. The sentiments about the building were divers, ranging from ‘ugly as hell’ to unconditioned admiration for this piece of architecture. Soon, it was nicknamed ‘the buttocks of Zandstra’. In 2007, two thousand people posed naked in the car park, to participate in the large scale nude shoot of the photographer Spencer Tunick.

Kanis en Meiland
Bar & Restaurant Kanis en Meiland is located at one of the Eastern Docklands, called KNSM Island. Between 1856 and 1981, the KNSM (abbreviation of Royal Dutch Steamboat Shipping Company) owned docks and a harbour, responsible for recruiting passengers and cargo heading to, among others, America and Indonesia. When the KNSM left in 1977, the island was taken over by squatters, artists and urban nomads. Since the nineties, new buildings have been constructed to become a highly popular residential area for modern city dwellers.

 

Translation: Annelies de Klerk en Caroline Doorenbosch

On the quaysides

Amsterdam, stad van het water. Een boottochtje mag dus niet ontbreken bij dit feestelijke jubileumweekend. De deelnemende straatorkesten schepen in en varen al musicerend een feestelijke route door de Amsterdamse grachten.

Waar leggen zij aan, dus waar kun je de orkesten horen spelen?

Café ’t Blaauwhooft, Hendrik Jonkerplein

13.00-14.30 uur
Toeters & Bellen (Amsterdam)
Kladderadatsch (Nijmegen)

15.15-17.00 uur
La Fanfare Invisible (Parijs)
De Tegenwind (Utrecht)

Café De Waterkant, Marnixstraat 246

13.45 – 14.15 uur
La Fanfare Invisible (Parijs)
De Tegenwind (Utrecht)

Kanis & Meiland, KNSM-eiland

13.45 – 14.15 uur
Fanfare van de 1e Liefdesnacht (Amsterdam)
Le Fat (Bretagne)

15.45 – 17:00 uur
IG Blech (Berlijn)
Tenth Avenue Band (Newcastle)

Café Daan & Daan, Kattenburgplein

13.00 – 14.30
IG Blech (Berlijn)
Tenth Avenue Band (Newcastle)

14.45 – 15.30 uur
Fanfare van de 1e Liefdesnacht (Amsterdam)
Le Fat (Bretagne)

15.45 – 17.00 uur
Toeters & Bellen (Amsterdam)
Kladderadatsch (Nijmegen)

Terug naar Programma T&B Jubilee

Toeters & Bellen

Daar gaan ze ……… al die Trommels & Blazers, Toeters & Bellen. T&B: het leukste orkest van Amsterdam, dat gesoigneerd gestoken in knappe jasjes opduikt op straathoeken, pleinen of binnentuinen. Soms ontroerend en dan weer het publiek verbijsterd achterlatend. Het is een afwisseling van onbedaarlijk met de voeten van de vloer, de straatstenen of festivalvlonders tot aan rustig genieten van muzikale verhalen. T&B speelt allerhande ritmes met klaterend koper en ronkende rieten, maatsoorten in priemgetallen, breaks en songs in vele talen. Ze nemen je mee van en naar alle continenten met wereldvreemde muziek en altijd voelt het thuis.

T&B Jubilee – On stage

Het podium van Paradiso Noord is de plek waar alle orkesten samenkomen. Dit leidt tot een vermakelijke, gevarieerde, kleurrijke feestavond. Elk orkest verzorgt een deel van het programma en we presenteren het resultaat van de repetitie op vrijdagavond. De toegangskaarten voor deze feestavond krijgen een zeer schappelijke prijs.

16.00 uur: Zaal open

16.30 uur: Fufufare (alle orkesten)

16.45 uur: Toeters & Bellen (Amsterdam)

17.30 uur: IG Blech (Berlijn)

18.15 uur: Kladderadatsch (Nijmegen)

19.00 uur: Tenth Avenue Band (Newcastle)

19.45 uur: La Fanfare Invisible (Parijs)

20.30 uur: Fanfare van de 1e Liefdesnacht (Amsterdam)

21.15 uur: De Tegenwind (Utrecht)

22.00 uur: Le Fat (Bretagne)

 

Terug naar Programma T&B Jubilee

T&B Jubilee – On the streets

Deze eerste dag van het internationale straatorkestfestival spelen we natuurlijk op straat. Een straatorkest heeft geen elektrische versterking nodig, we kunnen overal spelen. Zo verrassen we argeloze voorbijgangers met een flard muziek en verleiden we hen om hun pas even in te houden en iets langer van de gratis muziek te genieten. 

Binnenplaats Amsterdam Museum
12.00-13.00 uur: Tenth Avenue Band (Newcastle)
13.00-14.00 uur: De Tegenwind (Utrecht)
14.00-15.00 uur: IG Blech (Berlijn)

Frederiksplein
12.30-13.00 uur: IG Blech (Berlijn)
14.00-15.00 uur: Tenth Avenue Band (Newcastle)

Amsterdam Village Market, Zonneplein
12.00-13.00 uur: La Fanfare Invisible (Parijs)
13.00-14.00 uur: Fanfare van de 1e Liefdesnacht (Amsterdam)
14.00-15.00 uur: Le Fat (Bretagne)

Noorderlicht (NDSM-terrein)
12.00-13.00 uur: Le Fat (Bretagne)
13.00-14.15 uur: Kladderadatsch (Nijmegen)
14.15-15.00 uur: La Fanfare Invisible (Parijs)

Terug naar Programma T&B Jubilee

Kladderadatsch

The orchestra from Nijmegen, Kladderadatsch started in 1974 to musically support social issues, aimed to improve the world by playing music. They played ‘non-adapted songs’, collected in ‘the yellow booklet’. After the roaring seventies and eighties, the orchestra chose for more musical diversity with jazz and improvisation, melancholic melodies and cherry chords. This summer, Kladderadatsch joins in a musical theatre show in the Ooijpolder (the Netherlands) and will subsequently make a tour to Riga.

All year round, you can hear and see Kladderadatsch at all types of parties and festivals, actions and events, either to open or close it, in art markets and parades. No doubt, they suit perfectly in september at the T&B Jubilee in Amsterdam.